Het is nat. Kletsnat buiten. De regen komt met bakken omlaag en het past precies bij mijn stemming: onwennig. Eigenlijk is het te zot voor woorden want degene waar ik onwennig van ben is amper vier uren weg. Om kwart over zeven zwaaiden we de bus uit: afgeladen met zenuwachtige pubers: on their way to Great Britain, een avontuur van vijf dagen tegemoet.
Eigenlijk is hij er zelf superrelaxed onder. Fluitend werd de tas ingepakt. Vijf dagen bagage is voor een puber best te overzien. Die behoeft niet voor elke gelegenheid een paar naaldhakken of sneakers in de tas. Één paar is meer dan genoeg. En die trekt hij trouwens toch meteen aan dus dat scheelt weer een hoop ruimte in de tas; in theorie zou ik er van kunnen leren… 😉
Om zes uur gaat de wekker. Beneden is allang gerommel en wanneer we beneden komen staat onze grote zoon reeds aangekleed in de keuken. Klaar om zijn ontbijt te verorberen. Ik zucht en zucht en meen zonder bril op te constateren dat het al half zeven is terwijl het net tien over zes is. Dat krijg je er ook van. In recordtempo douche ik en was ik mijn haar. Waar ik normaliter anderhalf uur sta te klooien neem ik nu genoegen met een liter water in drie tellen om mijn haar te wassen en af te spoelen. Want de klok tikt namelijk en ik wil niet dat hij te laat komt omdat ik treuzel.
Om vijf over half zeven zoeven we over de Centrale As. In de mail stond het met grote letters: WEES OP TIJD ANDERS VERTREKT DE BUS ZONDER JOU!! Nou is het natuurlijk allang door mijn moederhart heengeflitst dat ik best even subtiel een spelbreker zou kunnen zijn maar dat vergaf hij me nooit. Bovendien ben ik volwassen en moet niet zou pieperig doen. Dooorrijden dus.
Bijna bij school vliegt mijn man bijna uit de bocht omdat hij niet ziet dat de weg anders loopt. Fuck! Straks liggen we om een boom heen in plaats van op de parkeerplaats bij school… Maar, we zijn op tijd. We parkeren de auto netjes aan de kant en ik steel een kus. En nog een. En nog… niet meer een. Ik word kriegel weggejaagd en druip af terwijl ik hem nog graag een pakkerd zou willen geven.
Natuurlijk zijn we niet voor één gat te vangen en huppelen achter hem aan het plein op. Daar waar reeds drommen zenuwachtige ouders staan te wachten om hun kroost uit te zwaaien. Ik verbaas me erover dat er in tien jaar tijd niks veranderd is en ben ervan overtuigd dat ze bij terugkomst voorover gebogen achter de stoelen liggen zodat wij denken dat de bus leeg is. Vier jaar of veertien jaar maakt wat mij betreft geen verschil.
We kijken toe terwijl de kinderen zich in de klassen verzamelen. Vanachter het raam zie ik hem even summier zwaaien. Heel snel wuift zijn hand heen en weer om zich vervolgens weer tot zijn klasgenootjes te wenden. De opwinding is voelbaar, de emoties ook. Niet zozeer bij de kinderen maar bij de ouders des te meer. We zwaaien ze uit en weten niet waar ze naartoe gaan.
Of nou ja, tuurlijk weten we dat wel, maar we gaan niet mee. We zitten niet naast ze, we kunnen niet helpen, niet kijken en ons al helemaal nergens mee bemoeien. Met elkaar moeten ze het redden deze week. We worden overgeleverd aan de mobiele telefoon en zullen koortsachtig elke vijf minuten checken of we niet een Whatsappje hebben gemist van een in een levensbedreigende situatie verkerend kind. Of gewoon een appje met “hallo mam”. Kan ook natuurlijk.
Ze verblijven daar in England met twee kinderen in een gastgezin. Ook weer zowat. Een gastgezin. Welke twee mensen zijn goed genoeg om vijf dagen voor onze zoon te zorgen? Wie zijn ze? Hoe zien ze eruit? Zijn ze goed genoeg gescreend? Vinden ze het fijn? Hoewel je je kind soms met hun drieën tegelijk achter het behang plakt moet je er niet aan denken dat ze iets overkomt. En al helemaal niet ergens in het buitenland bij mensen die je nog nooit ontmoet hebt en waarvan je je amper een beeld kunt vormen.
Ik las gisteren nog weer een “loslatende mama” op Facebook… Loslaten. Belachelijk. Wat een stom woord. Alsof je dag in dag uit elkaars handje vasthoudt. Alsof je geen uur en geen dag zonder je kind kunt. Alsof die navelstreng nooit doorgeknipt is. Maar dat is het niet.
Je gunt ze alles. Je wilt dat ze de wereld verkennen en alles meemaken wat in onze mogelijkheden ligt ze te geven. Je wenst ze wijsheid, kennis en vertrouwen in hun eigen kunnen. Je vergeet daarbij alleen soms dat het daarbij nodig is om ze niet alle stappen achterna te vliegen. Dat zij juist leren vertrouwen op hun kunnen wanneer jij als ouder laat zien dat jij hen vertrouwt. Het is een wisselwerking. Ze leren van jou. Ze vertrouwen op jou. Zij geloven in zichzelf doordat jij in hen gelooft. Zo simpel is dat.
“Mama ik kan dat niet” wordt beantwoord met “tuurlijk kun je dat! Ik gelóóf dat jij dat kunt. Ik heb vertrouwen in jou” En ze kunnen het ook. En wíj kunnen ze óók vertrouwen. Ze lopen niet in zeven sloten tegelijk en mochten ze dat op een dag (per ongeluk) wel doen, ook dan zullen ze wijs genoeg zijn om daarvan te leren. En wederom te vertrouwen op hun eigen kunnen.
Onderweg naar huis nemen mijn gedachten een lelijk loopje met me. Wat nou wanneer de chauffeur een misdadiger is? Wat nou als het zo’n zelfmoordterrorist is? Wat nou als de boot zinkt? Wat nou? Wat nou? Wat nou…? Mijn man maant me tot orde. Doe ff normaal wil je? Ja dat wil ik. Graag zelfs. Ik herpak mezelf en heb koffie nodig. Sterke koffie.
Een bakje bij mijn vader en moeder werkt troostend en opwekkend. Het is even gezellig. We spreken over nu en over vroeger en zien veel gelijkenissen tussen mijn vader en onze oudste terwijl we foto’s bekijken van pap zijn diensttijd. Pap ging op zijn vijftiende in dienst. Helemaal alleen trok hij de wijde wereld in. Op zoek naar zijn eigen avontuur.
Dominic is veertien en gaat met een goed begeleide schoolreis vijf dagen naar Engeland. De vergelijking is gemaakt. Ik realiseer me dat ik me ietwat teveel liet gaan. FF normaal doen. Het hem gewoon gunnen. En ik denk even terug aan mijn opa: “een mens lijdt het meest, aan’t lijden dat hij vreest, maar nimmer op komt dagen…” Tot vrijdag knapperd 😘