Vandaag ben ik lelijk. Het is niet anders. Niet dat ik dat zelf dacht hoor toen ik een blik in de spiegel wierp vanochtend, ach nee, viel best mee. Het was mijn middelste kind die het zei. En niet alleen ik blonk uit in in uglyness, het was ook de kat, haar vader, haar kleding (die gatenbroek was zo mogelijk nóg gateriger en dat was nu opeens niet meer cool maar slordig…) en haar kamer. Die zag er ook niet meer uit.
Daar begon de ellende gisteravond mee. Zomaar vanuit het niets. Haar kamer. Afzichtelijk is ie. Roze, paars, weet ik veel. De horror. Zoiets klieder je toch niet op en muur?? Nu moet ze het van haar accesoires hebben om de boel weer op te leuken want deze kleuren zijn echt zó not done… “En dan die boom op de muur? Jemig mam, die moet er écht af. Ik wil graag ander behang op mijn verjaardag. En dan wil ik het donkerblauw met planken. Van dat plankenbehang. Dát vind ik mooi. Dit niet. Tssss, dit vind ik zo lelijk. Echt lelijk. Gewoon. Lelijk. (…)”
“En wat denk je zelf, wanneer ik op de grote school zit en ik neem meisjes mee naar huis naar mijn kamer?? Wat denk je wat díe zullen vinden??” Ik moest me eens achter het oor krabben. “Lieverd, daar heb jij straks geen tijd voor want je bent elke dag pas om zes uur thuis. Wanneer dacht je af te gaan spreken na schooltijd? Dan is er je huiswerk, je paardrijden én je andere hobby’s.” Het muntje viel niet. En ik denk dat tact niet mijn sterkste kant is…
Op het laatst was het niet leuk meer. Niet alleen haar kamer was niet leuk. Maar vooral zij was niet leuk. Ze gooide de ene na de andere krachtterm in de rondte en dacht dat het wel oké was om zo tekeer te gaan. Vanuit het niets. Maar dat was het niet en terwijl ik de trapdeur open zwaaide wees ik met mijn wijsvinger naar de trap. “Daarheen. Welterusten. Tot morgen”
Mocht iemand denken dat de kous hiermee af was? Tuurlijk niet. Het betoog en geraas vervolgde zich op haar lelijke roze kamer. Daar waar alles in alle opzichten niet matcht met haar gemoedstoestand van nu. Van haar visie als puber. Van haar leven als elf jarige die afstevent op de magische leeftijd van 12 jaar. En daarna? Vast heel snel volwassen wordt. Hoopt ze tenminste.
Ik begrijp haar echter wel. Want toen ik zou oud als haar was veranderde ik mijn kamertje ook wekelijks. Ik poetste, en ik schoof en ik veranderde of mijn leven ervan afhing. Wanneer ik één nieuw lipstickje gekocht had, ruimde ik mijn hele make-up kast uit (ja mensen, die had ik; een kast vol smeerzooi) en reorganiseerde alles opnieuw om dat ene lippenstiftje beter uit te laten komen. Ik had het dingetje natuurlijk best gewoon kunnen aanschuiven in de ellenlange rij kleurtjes, maar nee, dat kon niet. Dat moest opnieuw. Netter. Keuriger. Precies zoals ik het leuk vond.
Mijn dochter is niet anders. Die herschikt en reorganiseert precies net zo. Vind ons huis al net zo lelijk als haar eigen kamer. Of tenminste dat dacht ik. Want gisteravond gilde ze dat wij tenminste een mooie slaapkamer hebben (insert verbaasde emoticon…). Nou zal ik jullie de foto’s van onze slaapkamer besparen, maar deze lijkt in de verste verte niet op een fashionable of stylish verantwoord hoogstandje.
Het is er überklein, en er staat niets behalve een stapel schoenendozen en een hoogtezon. Voor beide was geen ruimte meer. Verder niks. Het is er dodelijk saai. Er staat zelfs bijna niets op de nachtkastjes. Nou ja, een oplaadbaar superlampje dan in de vorm van een panda. Wel een megagoed lampje trouwens want hij is in de zeven jaar dat ik hem heb nog nimmer opgeladen en doet het nog elke avond twintig seconden. Precies lang genoeg om mijn lippenbalsem op te kliederen voor het slapengaan.
U leest het. De puberperikelen vieren hoogtij. Maar een lange poos terug las ik iets interessants op het wereld wijde web. Ik heb er zélfs nog een screenshot van gemaakt omdat ik het te belangrijk vond om zomaar weer te vergeten. Het was op een moment dat niet onze dochter maar onze oudste zoon stennis maakte. En waarover? Ik heb werkelijk geen idee meer. Ik weet alleen dat hij echt ontzettend boos werd. En wij? Wij wisten niet wat we moesten zeggen of zwijgen. Dat heb je soms hè. Dan wil je alles wel zeggen maar weet je ook dat je daarvoor eerst een weegschaal ter hand moet nemen om je woorden op te wegen.
Zo ook nu. Maar wat er vroeger niet was, is er vandaag de dag wel: een mobile device called cell phone. En hierin woont mijn grootste vrind Google. Google stuurde mij door naar een opvoedkundige die een paar hele wijze woorden sprak: ga nooit, maar dan ook nooit in discussie met een tiener/puber. Het is namelijk een gelopen race om dit wél te doen. Een discussie met een puberkind is onbegonnen werk. Ze lijken wel voorgeprogrammeerd om tot het uiterste te gaan hun gelijk te halen. Al haal je er de hele wereld aan encyclopedieën bij aan, al weerleg je het in elk mogelijk opzicht, gelijk krijg je nooit.
Wat je ook nooit mocht doen was terug schreeuwen. Helaas had ik die regel al verbroken. Maar ja, ik ben natuurlijk ook maar gewoon mens. Dit probeer ik me sindsdien elke keer te herinneren wanneer ik in een discussie of strijd met mijn kind dreig te belanden. Heel vaak vergeet ik het (oeps) en hoort de postbode mij vast en zeker terug tieren, maar heel vaak onthoud ik het ook wél en kan ik rustig blijven ademen en wacht ik af totdat de bui overwaait.
Dat had ik vroeger nooit gedacht. Al was het al omdat ik zelf net zo’n discussieer papegaai ben. Maar kinderen dwingen je wel om pas op de plaats te nemen. Soms vraag ik me af, laat je dan niet teveel over je heen lopen? Mogen ze dat allemaal zeggen terwijl jij tot tachtig telt. Ook al wordt er geheid iemand naar zijn kamer gestuurd wanneer er grenzen overschreden worden (ik ben natuurlijk geen gekke Henkie en ben en blijf iemand zijn of haar moeder) is het elimineren van je kind vanuit de woonkamer niet persé wat helpt. Het maakt het er niet altijd makkelijker op of lost het probleem op.
Toen mijn dochter vanochtend haar geroosterde broodje met ‘gore’ kaas wegkauwde (zucht, het was dus nog niet voorbij na een nacht rust…) begon ze wederom over gisteravond. Dat ze het écht meende en nog steeds vond dat de wereld stom was en iedereen stom was en zij een rotleven leidde. Ze wees me op het labeltje van de thee; de immer zo ontnuchterende Pickwick met zijn treffende vragen en spreukjes. Hierop stond een vraag: “zou je liever één dag koning willen zijn of weer één dag kind?” Toen ik antwoordde dat ik graag nog een dag kind zou willen zijn verslikte ze zich bijna in haar thee. “Waarom?? Wat is er dan ooit leuk aan kind zijn? Alsof dát zo leuk is…”
Het is maar goed dat ze alles nog niet weten en het is maar goed dat ze alles fases van het groot worden doorlopen voordat ze opeens ‘volwassen’ zijn. Zou dit namelijk opeens écht het geval zijn dan was de wereld te klein denk ik. Ze realiseren zich nog in geen enkel opzicht hoe waardevol het kind zijn is, zelfs wanneer dat inhoudt dat er regels zijn waaraan ze zich moeten houden en die niet leuk zijn. Zelfs wanneer dat betekent dat ze hun kamer niet zomaar mogen verven of behangen omdat ze klaar zijn met het huidige interieur of met die stomme boom op de muur.
Maar ach, ik vertrouw erop dat het goed komt. En ik blijf de woorden van de hoogleraar zo nu en dan als een mantra herhalen wanneer tot honderd tellen niet genoeg lijkt: “Ga nooit in discussie met je puber” 😉 fijne dag allemaal ! xxx