Dit was ons hondje. Windy. Een Jack Russell Terrier. In februari dit jaar was hij alweer een jaar dood. Ik heb altijd geschreeuwd geen hond te willen. Voor geen goud. We hebben een kat, een hoogbejaard exemplaar, en dat was wat mij betrof meer dan voldoende. Al dat hondenhaar wat nooit weer verdwijnt? Dank je de koekoek. Echt. Niet.
In de loop van de tijd kwamen daar per ongeluk guppies bij maar dat was het dan ook wel. Poes en vissen. Een prachtige combinatie zeg ik. Lekker onderhoudsarm ook. Of eigenlijk helemaal niet bedenk ik me. Want wie mij gek wil maken laat me vroeg in de ochtend met mijn blote tenen op kattengrit staan of kokhalzend de kattebak verschonen omdat een kat helaas niet gewoon op een wc poept en piest. Nee. Onze kat drínkt er slechts uit. De viezerik. En dat aquarium? Alsof dat zo’n feestje is om te poetsen…
Maar Windy was het hondje van mijn ouders. Niet die van ons. Toch kwam ze met regelmaat logeren. En dat was leuk. Zelf vond ze het heerlijk weer opgehaald te worden door mijn ouders. Dan sprong ze nog net niet door het raam heen. Een superlief hondje was het. Maar ach. Vinden we dat niet allemaal van onze hond…?
Windy kwam toen ze een puppie was. Een piepklein pupje die in een hand paste. Maar zoals dat gaat bij puppies werd ook zij rap aan groter. Gelukkig bleef ze relatief klein, zoals deze hondjes dat allemaal zijn. Het karakter echter matchte niet echt bij haar uiterlijk: overmoedig… Een grote hond in een klein lichaam zeggen ze dan. Geen woord aan gelogen dus.
Omdat ze niet echt goed opgevoed was (ze zei b.v. geen alsjeblieft en dankjewel) vloog ze met regelmaat overal achteraan wat net niet moest. Andere honden, fietsen, trekkers (één keer vloog ze zelfs een keer met een wiel in de rondte!!) en schapen. Zelfs wanneer deze vredig in het weiland stonden te herkauwen kon de hond zich zomaar opeens bedenken en dwars door het hek heen vliegen om de schapen op hol te doen jagen
En ik? Ik stond erbij en keek ernaar; sprong het weiland in en probeerde de hond te vangen. Zonder resultaat. De hond maakte de schapen horendol en zorgde ervoor dat de vastgespijkerde ram zich uiteindelijk óók losrukte en als een dolle stier door het weiland draafde. Ik schaam me diep. Uiteindelijk kreeg ik de hond weer te pakken en haastte me zo snel als ik kon richting huis.
Een andere keer is ze me in de sloot gesprongen. Dit moet een ongelukje geweest zijn want ze was niet bepaald de Inge de Bruin onder de honden zeg maar. Omdat ik op zijn minst dacht dat de hond zou verzuipen sprong ik er (op mijn gloednieuwe Boone Sandalen) achteraan, hup de drassige sloot in. En alsof het niet erger kon bleven ze in de blauwe drek staan, vastgezogen tot in de eeuwigheid.
Hond gered maar slippers weg. Net als de nieuwe hondenriem trouwens. Die op vreemde wijze óók opeens verdwenen was. Foetsie. De hond was in elk geval niet bepaald los vertrouwd en dus sjouwde ik haar, doorweekt en meurend naar een gore sloot, terug naar huis… Blootsvoets btw…
Het was een heerlijk diertje. Aanhankelijk en eigenwijs. Toen ik zwanger werd kroop ze onder mijn fleece trui en deed daar steevast een dutje. Of ze kroop over mijn buik omhoog en trok mijn sjaaltje los om er vervolgens vandoor te gaan en het ding nooit weer terug te geven. Apporteren was niet haar sterkste punt zeg maar.
En nu, nu ze dood is en we dagelijks over die hond praten en bíjna zouden willen verhuizen omdat er dan misschien een hond zou kunnen komen viel het kwartje: ik wil er zélf eentje. En ik wil de aanschaf ervan niet laten afhangen van een groot huis of mega erf. Ik wil gewoon… een Jackie. Een Russeltje.
Tijdens het zoeken betrapte ik mezelf erop dat ik elke hond vergeleek met Windy. Met haar afmetingen, met de kleurstelling, met de vacht. Een andere hond was geen optie. Totdat Luna me voorzichtig wees op mijn eisenpakket. “Mama, je krijgt Windy er niet mee terug hoor… Dit wordt een heel ander hondje met een ander karakter, andere kleurtjes en een ander uiterlijk. Je vervangt haar niet…”
Wat achterlijk dat ik daar zelf niet eerder aan dacht. Wat stom dat je ongemerkt op zoek gaat naar iets wat inderdaad niet te vervangen is. En dus schreef ik me in bij een fokker. Eentje van de ruwharige familie. Ach, het is natuurlijk maar de vraag wanneer er een nestje komt waar je een van kunt krijgen, maar de zoektocht is gestart en we verheugen ons allemaal op het toekomstige diertje.
En of dit nou een maand of een half jaar duurt, dat maakt niet uit. Hij of zij komt vanzelf. We weten in elk geval zeker dat we net zoveel mooie herinneringen gaan maken als dat we die aan Windy hadden. Kunnen we ze gaan bundelen met die van de poes. Want daarover kan óók een heel boekwerk volgeschreven worden…