
Al mijn recepten zijn eigenlijk ook hetzelfde: flikker alles in een kom en roeren maar. Een half uur in de oven en je lekkers is klaar. Ha, bijna tegelwijsheidwaardig zeg ik! Maar och ik heb al net zo’n zwak voor iemand anders zijn baksels. Ik ben dan ook ultra-gevoelig voor plaatjes, foto’s en sfeerimpressies.
Kennen jullie de reclame nog van de Douwe Egberts, van honderd jaar geleden? Zo’n huis waar niets in staat en de mensen zeggen: ‘He, gezellig!’ alleen omdat de koffie ruikt? Nou, zo’n huis vind ik stand te pede ook gezellig. Wanneer ik zo’n Libelle huis voorbij zie komen of door de Ikea wandel krijg ik direct last van opspelende huiselijke gevoelens.
Een Ikea huis, dat lijkt me wel wat. En dan met name de wasruimte. Och ik zou er een moord voor doen. Daar waar mijn wasmachine nu huist is het klein. En wanneer ik zeg klein, ben ik niet bescheiden, nee, dan bedoel ik ook, kabouter-formaat-klein. Ik heb er de pest van in. En in zo’n kleine paddenstoel is het een klus om de boel overzichtelijk te houden.

Wanneer ik me te snel buk en een kind bedenkt mij op te zoeken, krijg ik steevast een deur tegen mijn hoofd. En dan hangt het van de tijd van de maand af hoe flexibel ik ben… Laat het niet net de laatste cyclusweek zijn want dan ben je de klos. En ik dus ook….
Ik heb als kind altijd in een pastorie gewoond en heb daar de tijd van mijn leven gehad. Echt waar, een walhalla vond ik het. Het mag dan ook niet verwonderlijk zijn dat ik nog altijd droom van een villa. Of een huis met heel veel slaapkamers. Nou vooruit dan, één extra slaapkamer. Voor een logé. Of hobbykamer. Of voor de zonnebank. Wat kan mij het schelen wat ik er uitstal. Maar die extra kamer lijkt mij nou eenmaal tof. Gewoon voor de heb.
Of een ruime wasruimte waar het altijd riekt naar Ariël, Dash of Lenor. Of een ander fris ruikend middeltje. Met van die gestreken was altijd in zicht. Met rond dwarrelende vlindertjes die lichtjes om mijn wasmanden heen fladderen maar die je alleen ziet omdat het er zo fris uitziet en het net een reclamespot is. Zoiets. Met geen sok of onderbroek die uit de wasmand is gevallen en geen vlek op de muur. En zonder kattenbak. Want tegen de tijd dat mijn droom uitkomt is poes allang dood. En ik ben negentig.
Naar alle waarschijnlijkheid zal het uitdraaien op een fris gestucte bejaardenkamer compleet met leuningen in mijn ouderenvriendelijke douche. Leuk. Ik heb d’r zin in. Met zo’n leuke hippe bejaardenverzorger die goed op me past. Net als mijn kinderen die om de dag even een kopje koffie komen drinken bij hun lieve oude moeder.

Van cakejes naar mijn oudedagvoorziening. Ach, het is slechts een kleine sprong. Voorlopig zal het blijven bij ons kleine doch gezellige huis. Op Ikea lijkt het hier niet. Vroeger leek het op een etalage, na kind nummer drie is het meer ‘leefbaarder’ tot opluchting van oma. Die kon gillend gek worden wanneer ik, terwijl een kind een koekje opat, met een gierende kruimeldief klaarstond om de rotzooi weer op te zuigen. Wat een toestand. Maar hé, het was wel netjes.
Nu ben ik al dankbaar wanneer de kat niet op de grond kotst. Want dáár word ik nog nijdiger van dan een deur van de wasruimte tegen mijn hoofd… En het erge is dat de kat er niets aan kan doen ook. Alles verandert wanneer je niet meer alleen bent. Vanochtend nog vloog ik onverwacht met de jongste naar de huisarts omdat ik het idee had dat hij ineens een blaasontsteking had opgelopen.
Ik ging heen met een miniplasje (en een kind met een vuurrood hoofd van schaamte) en kwam terug met de mededeling dat hij een ‘ruisje bij z’n hartje had’…. Het lijkt heel onschuldig, maar het zet je wel even aan het denken. Want (laten we er even van uitgaan) het ís waarschijnlijk onschuldig, maar hoeveel mensen zijn er wel niet die van de een op de andere dag een aandoening hebben die bloedlink of zelfs dodelijk is??
Ik bedoel maar. Dan maar een zooi zo nu en dan. En een plas kattenkots onder mijn blote ochtendvoet. Zolang we maar gezond en gelukkig zijn en elkaar hebben. En er cakejes zijn. En chocola. Dan komen we een heel eind denk ik zo.