Ruim achttien jaar geleden was het dan eindelijk zover. Ik ging op mezelf. Enig idee hoe fantastisch het was dat mijn eeuwige droom werkelijkheid werd? Ik kreeg een flatje toegewezen in het dorp en wist na één blik in mijn gloedje nieuwe woonkamer al precies waar de kerstboom moest komen. Dat vond ik het allerbelangrijkste. Mijn hele uitzet was al compleet; de kerstversiering incluis. Gelukkig hoefde ik niet zo heel lang te wachten alvorens de kerstboom ook daadwerkelijk opgezet kon worden. Een.Eigen.Stekkie. Een van mijn mooiste herinneringen ooit. Het enige wat ik niet leuk vond was dat ik bij dit flatje een gestoorde onderbuurman cadeau kreeg. Die vloekte en tierde avond aan avond en sloeg dan keihard met de deuren. Gelukkig had mijn tv een goed werkende volumeknop…
Mijn liefde voor een eigen huis begon al vroeg. Mijn vader timmerde voor mij ‘huisjes’ in de schuur. In de stal waar onze koe en pony had gestaan kwamen gordijntjes en meubeltjes en daar woonde Paulina. Toen die eenmaal niet leuk meer was (want tja, het was nou eenmaal een oude stal die naar verloop van tijd toch echt weer naar dieren riekte) verhuisde ik naar een hutje verderop het erf. Een aanbouw van onze schuur. Ook daar werd met veel liefde door papa weer een huisje gemaakt. Compleet met vloerbedekking. Ooh, wat een heerlijkheid. Ik heb zelfs eens een ziek baby-poesje mee op sleeptouw genomen die niet mocht blijven van mama (hij was op sterven na dood) Vond ik vreselijk. Mijn eerste huisdier welke meteen weer uit mijn zelfstandige leven moest verdwijnen. Van verdriet ging ie dood (dacht ik).
Mijn broer had het geluk in het bezit van een echte boomhut te zijn. Dat was pas stoer. Samen met mijn kleinere nichtje kropen we de ‘trap’ op omhoog om ook in die hut te kunnen vertoeven. Maar… het luik viel achter ons dicht en we zaten gevangen in zijn hut. Totale paniek. Ik dacht dat we nooit weer gevonden zouden worden en zouden verhongeren en doodgaan. In mijn misère nam ik mijn nichtje mee en die schreeuwde al net zo hard HELP mee.
Gelukkig duurde het ongeveer een kwartier totdat iemand twee kleuters hoorde brullen en redde ons uit deze benarde positie. We waren gered. En ik ging nooit weer stiekem in de boomhut. Maar mijn drang naar een eigen huis ging niet weg. Ik deed eeuwig en altijd alsof ik al op mezelf was en veranderde elke mogelijke ruimte in een ‘eigen woning’.

Daar deed ik mijn boodschapjes bij Jan Toren, de SRV man. Hij vroeg me naar mijn lijstje en deze was, ik weet het nog precies, suiker, cola (voor spoetnik), koffiemelk en koffie. En koekjes. Deze kwamen in een kartonnen doosje achterop mijn fietsje en de snelbindertjes hielden alles op zijn plaats. Ik had een vriendinnetje gecharterd om mij in dit strakke plan te vergezellen maar zij vond het allemaal maar niets. Nou ja. Jammer dan. Gaan met die banaan en hup naar het volgende dorp. Want een doorgewinterde huisvrouw doet al haar boodschapjes op de fiets.
Ik fietste van Hantum door naar Brantgum en van Brantgum door naar Dokkum. In Dokkum weer terug naar Hiaure om ’s middags laat weer terug te komen van mijn wereldreis. Mama dacht ondertussen dat ik fijn aan het spelen was en wist niets van dit alles. En ik was me van geen kwaad bewust, dat doe je toch als je op jezelf woont, boodschappen?? Ik voelde me in elk geval vreselijk volwassen op mijn kleuterfiets en met mijn boodschapjes.
Thuisgekomen sjouwde ik alles naar mijn kamertje en stalde alles uit in mijn kastje. En och wat stonden mijn boodschappen daar écht te wezen. Stralend fikste ik mezelf een glas spoetnik en genoot van het zelfstandige leven. Totdat de deur openzwaaide (een bel was handig geweest…) en mama stomverbaasd in de deuropening stond. “Paulina, waar komen al die boodschappen vandaan?” “Nou, ik ben op de fiets naar Jan Toren geweest en heb daar boodschappen gedaan”. “Maar van wie had je dan geld?” “Nou, niet, ik zei ‘zet maar op de rekening van mijn moeder’ en dat deed ie en toen ben ik weggefietst met Jitske (braaf vriendinnetje) en mijn boodschappen.” En waarom ben je dan zo laat thuis?” “Nou, ik ben eerst naar Hantum, toen naar Brantgum, toen naar Dokkum en toen weer naar huis gefietst. En nu woon ik hier, op mezelf.”
Mama viel bijna achterover. Ik was nog geen zeven jaar. Was op mijn kleine groene fietsje véél te ver alleen weg gefietst en zij wist van niets. Maar goed ook. Anders was ze duizend doden gestorven. Nu was ze stomverbaasd en ik moest plechtig beloven het niet weer te doen en natuurlijk nooit weer iets op rekening te kopen.
