Ik vind, ik vind wat jij niet vindt…

Wat is het toch fijn dat we geboren worden met ‘een mening’, of met smaak. Want zonder smaak of mening was het maar wat saai op deze aardkloot.

Die mening wordt al vroeg gevormd. Volgens mij al vanaf het moment dat we onze ogen open doen terwijl we eruit geperst of juist gelanceerd worden: klaar om de wijde wereld te bestormen. Wanneer we onze moeder of vader voor het eerst aanschouwen kán het niet anders dan dat we vast direct het een of ander moeten ervaren. Bij mama worden we stil wanneer ze ons wiegt, bij papa trekken we het strotje open tot aan het plafond.

Al gauw merken bij wie we een potje kunnen breken en ons hele verdere leven proberen we dat trucje uit te halen bij de rest van de aardbewoners waarmee we ons plekje hier moeten delen. Hoe meer broers en zussen, hoe meer concurrentie lijkt wel. Líjkt wel, want ook een énigst kind (leuke woordspeling 😉 kan zijn ouders én anderen manipuleren door zijn mening te pas en te onpas te delen.

Het lijkt of kinderen het eerst leren te zeggen: “Ik vind…”  om dat de rest van het leven nog zo veel en zo vaak als ze kunnen te spuien om hiermee hun zin gedaan te krijgen. Net als volwassenen dus. Want die kunnen er ook wat van. We vinden maar van alles en hebben overal een mening over. Over anderen, maar ook over onszelf natuurlijk. Misschien zijn we op ons zelf nog wel het meest kritisch. Het zou in elk geval verklaren waarom me massaal het internet afscrollen om vergelijkingsmateriaal te zoeken, op zoek naar een stukje bevestiging dat we het eigenlijk best goed doen.

Mijn kinderen zijn ook kritisch. Überkritisch mag ik wel zeggen. Waar de oudste zich niet zo druk over lijkt te maken, doet de jongste dat des te meer evenals de middelste. En die meningen worden dan ook luidkeels geventileerd… Het is dan weer aan mij om dit ofwel van me af te laten glijden (wat in de meeste gevallen de meest winstgevende actie zou zijn) of het me aan te trekken en er gehoor aan te geven (wat in de meeste gevallen mijn faillissement zou betekenen).

Neem nou alleen ons huis al. De inrichting. De kleuren. De tuin! Het is volgens enkelen een fiasco. Een drama. Een huis waar alleen een blinde gelukkig in zou worden. Of nee, eigenlijk ook niet, want die zou zich geheid bezeren of stoten. De kleuren alleen al! Of beter gezegd,  het gebrek eraan… Zo wil de dochter het in elk geval nooit. Zooooo saai. En die keuken? Nou wanneer wordt die eindelijk eens vervangen? Als ze later groot is weet ze al precies hoe zij het wel zou willen hebben. Kleurrijk vooral. En landelijk. Of misschien ook wel modern. Gewoon heel gezellig in elk geval…

Mijn haardracht is al net zo’n punt van kritiek. Volgens mij is er weinig wat onze jongste zo beroert als mijn haar. Vorig jaar oktober verfde ik het rood met donkerbruin. Een prachtige kleur en haardos was het resultaat van het kappersbezoek. Toen ik ook nog gespray-tanned werd kon mijn look niet meer stuk. Helaas waste ik het bruin er weer af maar uiteraard bleef ik genieten van mijn nieuwe hoofd. Dat er ook mensen zouden zijn die hier van gruwelden was ik even vergeten…

Onze jongste vond het ware horror. Maar goed, het was wat het was en vooruit, ik was er niet minder lief om. Wel minder knap trouwens, maar nou ja, gelukkig bleek de binnenkant nog hetzelfde. Tenminste, dat dácht ik. Want toen ik afgelopen zaterdag met mijn vernieuwde gezicht de auto uitstapte zag ik zijn duim omhoog en zijn tevreden gezicht. “Eindelijk, je hebt weer een fatsoenlijk kapsel” spuide de zeven jaar oude zoon tegen zijn veertig jaar oude moeder.

En daar kon ik het mee doen. Hè hè. Gelukkig Mama ziet d’r weer normaal uit. Ik werd de rest van het weekend doodgeknuffeld en geaaid en ik had mijn vermoedens waar dit aan zou liggen. Het begint met de letter “H” en eindigt op “aar”…

Nu ik weer aan het cutten ben merk ik dat mijn lijf weer iets kleiner wordt. Het zijn maar kleine stapjes, wat ook de bedoeling is, maar die kleine stapjes maken dat ik gisteren weer in mijn retro broekie paste en vandaag weer in de tuinbroek van vorig jaar. Joeghei, joeghei, weer een broekje d’r bij. En dus kunt u wel raden waarin ik vandaag rondwandel. Een paar geblokte klompjes maken het geheel mooi af. Mama in jubelstemming. Kind in ehm… iets mindere jubelstemming.

Terwijl ik de garage uitkwam met een brood in handen zag ik Beau opeens zwijgend en nors achter het raam staan. Als blikken konden doden… Wat een afkeurende blik schoot er door het glas heen. Hoofdschuddend keek hij me aan en wees met afgrijzen naar mijn tuinbroek. Toen ik de deur opende kon hij alleen maar uitbrengen of ik niet ‘alsjeblieft iets anders aan kan trekken? Dit staat zo lé-lijk!” Dankjewel Beau. Wat fijn dat je zo eerlijk bent.

Eenmaal in de douche nam hij zelfs de moeite om me onder het douchen nogmaals vriendelijk doch dwingend te vragen of ik inmiddels niet al iets beters had aangetrokken. Anders hoefde ik hem niet naar school te brengen, dan liep hij zelf wel… En dus werd het een ochtendwandeling voor Beau. Wat mij weer heel goed uitkwam.  Zo zie je maar weer, elk nadeel heb z’n voordeel 😉

Maar ach, meningen zijn geen feiten. En ik was vroeger (en ben nog steeds) een mens vol meningen en voorkeuren. Mijn smaken lopen nogal uiteen en ik pin me niet vast op één ding. Alles is leuk, en alles is mogelijk. Dat ik nu merk dan mijn eigen kinders ook een smaak en voorkeur ontwikkelen is alleen maar fijn. Dat betekent niet meer dan dat alles goed werkt en ze opmerkzaam zijn.

Ze hoeven nu alleen nog maar te leren op welk moment ze hun mening ventileren. Ik heb zo’n gevoel dat dat nog wel eens een dingetje kan zijn… Een mening of smaak is één ding, tact daarentegen is van weer een heel andere orde. Maar daarover meer in een andere blog… 😉

Fijne dag!Bestand 12-06-17 10 39 58

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: